Człowiek jest wielki nie przez to,

Człowiek jest wielki nie przez to, co posiada, lecz przez to, kim jest; nie przez to, co ma, lecz przez to, czym dzieli się z innymi.

Wyniki (niderlandzki) 1:

De man is groot, niet door wat het is, maar het is wie hij is; niet door wat is, maar wat zij deelt met anderen.

Wyniki (niderlandzki) 2:

Mensen veel is niet door wat hij heeft, maar door wat hij is; niet door wat hij heeft, maar door wat hij deelt met anderen.

Wyniki (niderlandzki) 3:

EEN mens is niet geweldig wat heeft, maar door wie hij is, niet door wat is, maar door wat is gedeeld met anderen.